
In 2013 schrijft het college van Burgemeester en Schepenen een overheidsopdracht uit te schrijven voor het leveren en verhuren van tijdelijke containergebouwen op de site. De gunning hiervan zou naar Jan Snel Belgium gaan, voor een bedrag van meer dan 525.000 euro, inclusief BTW.
Maar kort daarna bleek dat de opstelling van de containers zoals die in het bestek en dus ook in de offerte van de aannemer was voorzien, niet conform was aan de wetgeving betreffende de afstand tot de aangrenzende percelen. Ook aan de voorschriften inzake brandveiligheid voldeed het niet. Er zouden heel wat meerwerken moeten uitgevoerd worden die de prijs dermate de lucht in zouden laten schieten dat een nieuwbouw economisch gezien een betere keuze werd.
Naar aanleiding hiervan heeft de Stad de overeenkomst met Jan Snel verbroken, waarna een betwisting is ontstaan met betrekking tot het schadeloos stellen van Jan Snel Belgium voor gederfde inkomsten. Dit zou nu dus beslecht worden door vanuit de Stad 40.000 euro te betalen aan de aannemer, vermeerderd met de kost voor reëel uitgevoerde werken voordien.
40.000 euro in de vuilbak dus, want er is daar nog geen steen verzet in Wiegelied. Mijn vraag is dus in eerste instantie wat we hieruit kunnen leren.
- Hoe komt het dat met de geldende voorschriften geen rekening gehouden werd in het oorspronkelijk bestek? Is dit de verantwoordelijkheid van de Stad?
- Hoe kunnen we de kans op een herhaling hiervan in de toekomst verkleinen? Welke controle-organen moet zo'n bestek passeren vooraleer het goedgekeurd de deur uitgaat?
Natacha Waldmann, gemeenteraadslid.
Reacties
Aanmelden via
Facebook Twitter